Dirck (±1505 - 1574) en zijn broer Wouter (I) Pieterszoon Crabeth (±1520 - 1589) waren beiden begenadigde 16e-eeuwse Goudse glazeniers. Voordat de gebroeders actief werden waren er al glasschilders in Gouda. De grote bloei zette zich pas in met het werk van Dirck, die na de grote kerkbrand in 1552 opdracht kreeg om ramen van voor de Sint Janskerk te maken. Drie jaar later werd het eerste raam achter het hoofdaltaar aangebracht, 'De doop van Jezus door Johannes de Doper'...
Koning Filips II van Spanje gaf de opdracht tot het maken van het monumentale Koningsglas, het Zevende Glas. Margaretha van Parma wilde toen een Hertoginneglas. De bisschop van Utrecht wilde toen ook niet achterblijven en gaf een opdracht, evenals Prins Willem van Oranje en velen na hem. Verder maakte Dirck naast schilderstukken en tekeningen ook ontwerpen voor het weven van gobelins.
De broers hadden het niet van een vreemde. Hun vader ‘meester Peter Crabout’ was glasmaecker in Cuyk geweest. Van de gebroeders Crabeth is verder weinig bekend. Wouters nakomelingen bekleedden bestuurlijke functies in het stadsbestuur van Gouda.
Zijn zoon Pieter was burgemeester van Gouda. Kleinzoon Wouter Crabeth werd een van de beroemste kunstschilders van de stad en lid van de Bentvueghels.
Dirck Crabeth was bevriend met de Goudse schilder Cornelis Jacobsz Ketel (†1567) en moedigde diens gelijknamig neef Cornelis Ketel aan eveneens te gaan schilderen.
Van de gebroeders Dirck en Wouter Crabeth zijn een 20-tal ramen te zien in de Sint Janskerk. De circa 20 meter hoge ramen hebben vele oorlogen overleefd en behoren tot het rijksmonumentale erfgoed en trekken ook internationale belangstelling.
- In Gouda zijn in 1873 de Crabethstraat en in 1883 het Crabethpark naar hen genoemd.
Reactie plaatsen
Reacties