De Hollandsche IJsselregio domineerde in de baksteenindustrie van de Lage Landen van de 16e tot aan het eind van de 19e eeuw. De karakteristieke gele ijsselsteentjes werden overal gebruikt in bouwwerken en bestratingen. De hardgebakken klinkers, die populair waren als ballast omdat ze geen water opnamen, belandden wereldwijd op handelsposten van rederijen die van de 16e tot in de 19e eeuw hun stempel drukten op de internationale handel. Daar werden ze gelost en gebruikt voor putten, schoorstenen en waterbakken. Baksteen werd naar kolonies geëxporteerd voor de bouw van kades, forten, kerken en woningen tot ze ook ter plekke gingen bakken. Lood werd de nieuwe ballast.
Alleen al langs de Hollandsche IJssel waren er veertig steenplaatsen actief met zo’n honderd turfgestookte veldsteenovens, waarin soms meer dan een miljoen stenen in een keer konden worden gebakken.
Ook langs de Oude Rijn waren ook steenplaatsen, daar stond behalve een steenovens ook vaak een kalkbranderij voor cement of kalksteen. De klei uit de uiterwaarden was geschikt om de wat grotere rode rijnstenen gebakken, maar ook voor dakpannen, vorsten, rioolbuizen, later ook plantenpotten. De driehoek Leiden - Woerden - Gouda - Rotterdam zou je met zijn vervuilende ovens en bierbrouwerijen in de steden, die eveneens op turf werden gestookt, goed kunnen vergelijken met het Ruhrgebied tijdens de industriële revolutie.
Er kwam ondermeer een eind aan de ijssel- en rijnsteenbakkerijen door een bouwbesluit uit 1900 dat enkelsteens muren voorschreef van 20 centimeter dik. De productie en verwerking van waalsteen die wel aan deze maat voldoet was voordeliger. Die werden vanaf de tweede helft van de 19e eeuw gebakken in continu-ovens met hoge schoorstenen hogerop langs de grote rivieren waar voor dit formaat steen te vinden was. Deze moderne ring- of overslagovens verbruikten minder brandstof en hadden een continue bakproces, waardoor ze sneller aan de vraag konden voldoen.
Het waalformaat kon niet van de meer vocht vasthoudende klei uit de benedendelta van de Rijn worden gebakken. Omdat waalsteen groter was, konden sneller (dus goedkoper) meters worden gemaakt bij het bestraten of metselen. IJssel- en rijnstenen verloren vanaf 1870 zoveel marktaandeel dat veel fabrieken langs de Hollandsche IJssel niet meer rendeerden. Fabrikanten stopten of verhuisden. De locaties waar de steenplaatsen waren, kregen andere functies. De Spreeuwenhoek van Adriaan Marie Mijnlieff in Ouderkerk aan den IJssel stopte in 1938 omdat de steenplaats moest verdwijnen voor een bochtafsnijding bij de normalisatie van de rivier en ging aan de overkant op Kortenoord in Nieuwerkerk aan den IJssel verder met porisosteen. Kort daarvoor was Willem van Vliet de laatste fabrikant van Gouderak al gestopt bij gebrek aan opvolging.
De maatschappij veranderde en daarmee de visie op sociale- en werkomstandigheden. De oude steenplaatsen werden bestempeld tot schandplekken waar hele gezinnen door steenbaronnen waren uitgebuit. Vrouwen- en (kleine) kinderarbeid kwam door de industriële revolutie in een ander perspectief te staan. Vrouwen hoorden thuis te blijven en kinderen moesten naar school. Het was not done dat getrouwde vrouwen buitenshuis werkten, een instelling die duurde tot begin jaren 70 van de vorige eeuw, toen de vrouwenemancipatiebewegingen opkwamen. Alles dat aan de steenfabrieken herinnerde, werd niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk met grond gelijk gemaakt om snel te vergeten.
Alleen de buurtjes met kleine woningen langs de dijken en de villa’s van de 'steenbaronnen' herinneren nu nog aan de locaties waar de steenplaatsen waren. Wat rest is een handjevol ansichtkaarten van rond 1900 die mensen laten zien die er werkten en leefden. Van de laatst gestopte steenplaatsen van Leen en Adriaan Marie Mijnlieff en van Wim van Vliet zijn nog filmfragmenten en fotoreportages van het bakproces gemaakt.
Laatste steenfabriek Klein-Hitland hield 1964 op
De ijsselsteenfabriek op Klein Hitland in Nieuwerkerk aan den IJssel die precies 250 jaar in handen was van de Mijnlieffs, stopte als laatste in 1964. Daar waren toen alleen nog mannen werkzaam en die hadden de beschikkking over een tractor en kiepkarren om de stenen en klei te verplaatsen, niet zoals eerder, toen dat met kruiwagens werd gedaan en kruien nog vrouwenwerk was. De vier Hollandse veldsteenovens aan de dijk werden niet afgebroken en werden industrieel erfgoed: Rijksmonument Steenovens Klein Hitland. Ze werden in 1989 en 2013 gerestaureerd en zijn nu eigendom van de gemeente Zuidplas. Stichting Steenoven Klein Hitland organiseert er activiteiten om het in de belangstelling te zetten en gebruikt de linkerturfschuur als bezoekerscentrum. In de andere turfschuur is een atelier voor amateurbeeldhouwers. Rob Stolk over het verleden van deze steenfabriek in 2023 een boek in het kader van het archeologieproject dat daar plaatsvond: Graven in het verleden van Steenplaats Hitland.
Restanten dubbele oven van voor 1880 weer in beeld.
Door het verval van een woning (voorheen smederij en kantoortje) die tegen de turfschuur aan de Kortenoordzijde stond, kwamen muren in het zicht van een voormalige een turfschuur en ovenwand van de dubbele oven, waarschijnlijk ieder met ieder negen vuurmonden, die in de 19e eeuw plaatsmaakte voor de huidige grote oven met turfschuren.