In de Gouden Eeuw was de handelsvloot wereldwijd verantwoordelijk voor de rijkdom van de Lage Landen. Maar dat had zijn keerzijde, want er waren letterlijk altijd kapers op de kust. Alleen een sterke oorlogsvloot kon voorkomen dat vijanden er met de handel en de schepen vandoor gingen. Deze oorlogsschepen werden ook ingezet bij conflicten tussen de naties. We kennen allemaal de zeehelden Tromp en De Ruyter. De Goudse admiraal Jan den Haen kreeg niet zo’n heldenstatus en ging roemloos ten onder tijdens een ongelukkige zeeslag in Italië. Toch maakte Jan heel veel mee in de 27 jaren die hij bij de marine van de Republiek der Zeven Provinciën diende. Jan en zijn gelijknamige zoon waren tegelijkertijd investeerders in de steenplaats de Doornboom in Ouderkerk aan de IJssel.
Jan den Haen werd in 1630 geboren als zoon van de Goudse messenmaker Jan Jansz den Haen en Aefken Crijnen Hola. Al jong had hij al een fascinatie voor schepen en deed hij klusjes voor schippers die in de haven lagen.
In 1650 greep hij zijn kans en vertrok uit Gouda om in dienst te kunnen treden bij zijn oom Cornelis (Kees) Hola, die kapitein was van de Admiraliteit van Amsterdam.
Wonen aan de Turfmarkt
Jan trouwde in 1652 met Magdalena Cools. In datzelfde jaar voer hij als secretaris van zijn oom Kees Hola mee op het schip De Gouda tijdens de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog. Toen zijn oom wegens lafheid in het jaar daarop in ongenade was geraakt, bleef Jan in dienst en stapte over op het schip de Bommel van kapitein Pieter van Brakel.
In 1654 kocht hij zijn eerste huis De Bonte Koe in Gouda aan de Turfmarkt 92/94. Zijn vrouw Magdalena had daar kort plezier van, want ze stierf een jaar na de dood van hun eerste zoontje Jan.
Den Haen maakte al snel promotie en werd in 1656 benoemd tot luitenant. Als luitenant-commandeur van het schip de Haarlem (40 kanonnen) vocht hij op 29 oktober 1658 bij de Slag in de Sont bij Denemarken. Dat was ook het jaar dat hij hertrouwde met Hillegonda Hendricksdr Kleymeel. Op 12 maart 1659 werd hij buitengewoon kapitein op de Haarlem.
Door een ziekte, die hij in Denemarken opliep, werd hij echter gedwongen naar Nederland terug te keren en moest hij zelfs aankloppen bij de armenzorg, want als buitengewoon officier werd zijn gage niet door de Admiraliteit doorbetaald.
Vanwege de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog werden opnieuw manschappen geronseld en kon Den Haen opnieuw aanmonsteren bij de marine. Hij kreeg in 1665 het bevel over de Stad en Lande om mee te doen aan de Slag bij Lowestoft in het Vijfde Eskader onder vice-admiraal Cornelis Tromp. Jan heroverde tijdens deze slag het schip de Great Charity op de Engelsen, dat eerder onder Nederlandse vlag voer. Ook al verliet hij daar met zijn oorlogsbuit het slagveld zonder order, als beloning kreeg hij een gouden ereketen en de theoretische tegenwaarde van het schip, 10.000 Engelse ponden.
Financieel stond hij er nu plots veel beter voor. Met dat geld loste hij zijn hypotheek op De Bonte Koe af en kocht hij een nieuw huis op de Turfmarkt, dat later bekend zou worden als Het Admiraalshuis. Ook kreeg hij van de Admiraliteit een vast dienstverband en het commando op de Calantsoog, een oorlogsbodem met 68 kanonnen.
In de Vierdaagse Zeeslag tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog, die plaatsvond in juni 1666 tussen de Engelse en Vlaamse kust, raakte de Calantsoog zwaar beschadigd. Het jaar daarop voer hij met hetzelfde schip mee in de Tocht naar Chatham in het eskader van luitenant-admiraal Willem Joseph van Ghent. Dat leverde hem in 1670 een bevordering op tot schout-bij-nacht.
Schout-bij-nacht op de Gouda
Tijdens de Derde Engels-Nederlandse Oorlog, kwam Jan als kapitein terug op de Gouda, waar hij als jonge schrijver bij zijn oom Kees was begonnen. Als schout-bij-nacht was hij de plaatsvervangende vice-admiraal. Het schip van de schout-bij-nacht voer in de regel als hekkensluiter van een eskader. De Gouda speelde een rol in 1672 bij de Slag bij Solebay onder Michiel de Ruyter. Na afloop verving hij vice-admiraal Isaac Sweers.
Den Haen, die Orangist was, beschuldigde na dit treffen vijf officieren van lafheid. Volgens de krijgsraad was dat echter ten onrechte. Hij maakte door zijn opstelling geen vrienden onder de andere officieren van de Republiek.
In 1673 was hij zowel bij de Eerste als de Tweede slag bij Schooneveld van de partij, opnieuw als secondant van Cornelis Tromp. Jans optreden tijdens de Slag bij Kijkduin, waarbij de Engelsen werden verslagen en Den Haen van schip moest wisselen, werd op 6 oktober 1673 beloond met zijn benoeming tot vice-admiraal, als vervanger van de gesneuvelde Isaac Sweers.
Zijn privévermogen nam gestaag toe. In dat jaar kon hij in Gouda de voormalige Barbarakapel op de hoek van de Keizerstraat en de Kuiperstraat opkopen.
Gevechten bij Italië
Na de Franse invasie draaiden de rollen om en werd Spanje bondgenoot van Nederland. Admiraal Tromp werd in 1674 naar de Middellandse Zee gestuurd om de Spaanse vloot te ondersteunen bij de verovering van de Franse kust. Den Haen voer als hoofd van een smaldeel als zijn rechterhand.
In augustus 1675 kreeg vice-admiraal Den Haen opdracht van De Ruyter om met zijn eskader, waarin ook de Goudse kapitein Pieter van Middellandt voer met het schip de Steenbergen, richting Zuid-Italië te koersen om in Calabrië de bevolking van Messina te helpen die in opstand was gekomen tegen de Franse overheersers.
Er was geen klik tussen De Ruyter en Den Haen, de laatste voelde zich niet serieus genomen en wilde niet met de Spanjaarden samenwerken. Den Haen wachtte met zijn eskader niet op de hoofdvloot, maar voer naar Napels om te zien of daar met handel wat te verdienen viel. Na herhaalde orders van De Ruyter, keerde hij pas na zeven weken, op oudjaarsdag, met zijn oorlogsschepen bij de hoofdvloot terug. Die lag intussen in een haven bij de ingang van de door de Franse vloot gecontroleerde Straat van Messina tussen Sicilië en Calabrië.
Den Haen kreeg daar bonje met zijn stadsgenoot schout-bij-nacht Pieter van Middellandt van de Steenbergen, die niet met Jan was meegegaan, maar wel op De Ruyter had gewacht; een ruzie die door De Ruyter moest worden bijgelegd.
Bij de Slag bij Stromboli op 8 januari 1676 verloor de Nederlandse vloot van de Franse, ondanks de hulp van een Spaans schip. Napels bleef wel voor Spanje behouden.
In april troffen ze de sterke Franse vloot onder Duquesne opnieuw. Deze keer kort maar hevig in de Slag bij Agusta aan de oostkust van Sicilië. Er vielen bij dit treffen veel gewonden en doden, waaronder De Ruyter, maar er ging geen schip verloren.
Den Haen, die het derde eskader aanvoerde, kon niet op tijd bij de gevechten aan de frontlinie komen, omdat het tweede eskader, bestaande uit Spaanse schepen, hem ophield.
Admiraal door sneuvelen De Ruyter
De Krijgsraad benoemde Jan na het overlijden van De Ruyter tot bevelhebber over de vloot en daardoor wapperde de admiraalsvlag op de Gouda (76 kanonnen), toen ze met het gebalsemde lichaam van De Ruyter via de zuidkant van Sicilië naar Palermo voeren voor reparaties.
Den Haen zond een brief naar prins Willem III van Oranje met het advies om Cornelis Tromp tot opvolger van De Ruyter te benoemen. Tegelijkertijd verzocht hij de Admiraliteit van Amsterdam of hij als opvolger van Tromp de nieuwe luitenant-admiraal kon worden.
Wat ook het antwoord zou zijn geweest, die post las hij nooit: zijn achterhoofd werd eraf geschoten tijdens de Slag bij Palermo op 2 juni 1676. Daar lag de Spaans-Nederlands vloot nog voor reparatie toen de Fransen er branders op af konden sturen.
Jan den Haen (46) stond voor de grote mast op het vinkennet, toen hij door de kogel werd getroffen. Zijn stadsgenoot en schout-bij-nacht Pieter van Middellandt was al een paar dagen ziek in zijn kajuit toen zijn schip de Eendracht in brand vloog. Om zijn leven te redden sprong die uit een raam en verdronk.
Het praalgraf van De Ruyter, gemaakt door beeldhouwer Rombout Verhulst, was het laatste dat voor zeehelden van de natie werd opgericht, want toen de Admiraliteit van Amsterdam ook een praalgraf voor Den Haen wilde laten oprichten – de opdracht was al gegeven aan Verhulst – werd dat door de Staten-Generaal verboden. Jan was immers niet door de overheid, maar door de krijgsraad tot vervangend vlootaanvoerder benoemd. Een eerbetoon was ook niet passend vanwege het grote verlies dat de vloot onder zijn leiding had geleden bij Palermo. Mogelijk speelde zijn eigengerijde gedrag een rol en de ‘moeilijke geaardheid’, waarvan Michiel de Ruyter hem had beticht.
Graf in Sint Janskerk
Den Haen werd op 26 april 1677, bijna een jaar na zijn dood, in de Goudse Sint Janskerk begraven aan de voet van glas 22. Een rouwbord met zijn naam, de overlijdensdatum en zijn degen werden in de kerk opgehangen. Ze zijn nu in Museum Gouda te zien.
Van Jan den Haen zijn geen portretten gemaakt, zoals van de andere zeehelden De Ruyter en Tromp. Daardoor weten we niet hoe hij eruit heeft gezien.
Eigenaar steenfabriek
Voordat hij koers zette naar Zuid-Italië in 1675, investeerde Den Haen in een Ouderkerkse steenplaats in de Hoge Nesse (IJssellaan), waarschijnlijk De Schans, die had twee zellingen in het er tegenoverliggende Nieuwerkerk. De admiraal verstrekte kennelijk ook leningen, want Merritgen Gielen van steenplaats de Schans, de weduwe van Thonis Leendertse Steenbacker, die geholpen werd door Ariaan Janszoon Uytenbroek, loste in 1677 de schuld van 1200 gulden af, die zij bij hem had.
Zoon Jan erfde de steenplaats toen zijn vader sneuvelde, maar verkocht hem op 3 mei 1683 aan Cornelis Aryen Weggeman.
Jan juniors carrière als zeeman duurde te kort om een rol van betekenis te spelen in de vaderlandse geschiedenis. in 1689 verdronk hij in Plymouth.
Schilderij: Zeeslag om Palermo, Pierre Puget (1677). Museo Naval Madrid
Reactie plaatsen
Reacties