Deze begaafde, in Gouda geboren, kunstschilder Cornelis Ketel (1548-1616) kreeg zijn eerste lessen van zijn oom Cornelis Jacobsz Ketel. Op zijn 18e ging hij in Delft in de leer bij Athonie Blocklandt. In 1565 toog hij naar Parijs en Fontainebleau. Hij keerde twee jaar later terug naar Gouda toen Frankrijk in conflict kwam met koning Philips II.
Hij was 25 toen de geuzen in 1573 Gouda bezetten, waardoor daar geen droog brood meer te verdienen was. Hij besloot zijn geboortestad te verlaten om in Londen voor het Engelse hof te gaan werken.
Volgens het RKD trouwde hij in Londen in 1573 met Aeltje Gerritsdr. De twee zoons die ze kregen, Raphaël en Andries, stierven eerder dan hun vader.
Hij keerde in 1581 terug naar Holland, maar niet naar Gouda, waar nog steeds crisis heerste. Hij vestigde zich definitief in Amsterdam, waar hij niet alleen ging boetseren en schilderen, maar ook dichten.
Na het overlijden van Aeltgen in 1606, hertrouwde hij op 4 oktober 1607 met Aeltje Jans. In 1616 overleed hij.
Volgens de Goudse geschiedschrijver Ignatius Walvis was Ketel familie van de echtgenote van de bekende Goudse glasschilder Wouter Crabeth. Zijn kleinzoon Wouter Pietersz Crabeth was een leerling van Ketel.
Zijn manier van werken op latere leeftijd was voor die tijd nogal onconventioneel en dat maakte indruk; hij schilderde namelijk niet alleen met penseel, maar ook met zijn vingers en voeten. Een Karel Appel avant la lettre, zou je kunnen zeggen.
In de fries van zo’n schilderij dichtte hij:
Portret van Paulus van Vianen (1550-1613), Cornelis Ketel, ca. 1575 - ca. 1613
Gravure van Cornelis Ketel, gemaakt door de Gouwenaar Hendrik Bary 1659, hoogstwaarschijnlijk naar onderstaand portret van de graveur Hendrick Hondius,, dat hij maakte in 1610. (collectie Rijksmuseum).
Schutterstuk Het korporaalschap van kapitein Dirck Jacobsz Rosecrans en luitenant Pauw, Cornelis Ketel, 1588
Reactie plaatsen
Reacties