Weeskinderen in Gouda werden opgevangen in het Weeshuis. Als ze ouder dan tien jaar waren moesten ze weven en spinnen, met het idee dat ze tot ze volwassen waren een vak leerden om te voorzien in de arbeidskrapte van die tijd. Die situatie duurde van 1578 tot 1636.
Weeskinderen die niet van poorters (Goudse burgers), of ouder dan tien jaar waren, konden niet terecht in het Heilige Geestweeshuis. Ze werden daarom in pleeggezinnen geplaatst.
De aalmoezeniers, die zich bezighielden met armenzorg, vonden dit een ongewenste situatie, want ze wilden dat de wezen een vak leerden. Ze overtuigden het stadsbestuur en kregen in 1578 het Molkenhuis aan de Patersteeg ter beschikking, een onderdeel van het Heilige Geesthuisweeshuis.
Voor een paar duizend gulden werden weefgetouwen gekocht en een werkmeester aangetrokken die erop moest toezien dat ze het spinnen en weven onder de knie kregen. Een jaar later kon het wees- en werkhuis aan de Patersteeg worden geopend. In 1586 werd de aalmoezenierskamer opgericht met regenten die belast waren met de armenzorg.
De aanwas werd groter, daarom werd in 1599 het nieuwe Aalmoezeniersweeshuis in gebruik genomen. Uit de stadskas werden extra weefgetouwen en bedden aangeschaft, zodat 24 kinderen uit pleeggezinnen hier onderdak konden krijgen en een beroep als spinner of lakenwever konden leren.
De werkverschaffingsformule werkte niet. We kunnen nu slechts raden waarom: was het werk misschien niet voor alle kinderen weggelegd? Of ervoeren commerciële lakenateliers het als oneerlijke concurrentie? In ieder geval veranderden de inzichten en werd in 1636 de werkplaats opgeheven en in gebruik genomen door Franse schoolmeesters.
Wat we ook weten is dat de kinderen kerkten in de Sint Janskerk, waar ze hun eigen plek hadden ver van de kansel, waardoor ze de preek nauwelijks konden volgen.
Het aantal bedden in het Aalmoezeniersweeshuis was al snel te klein. De regenten besloten daarom de ernaast gelegen pandjes aan de Spieringstraat te kopen, waardoor ze in 1643 konden uitbreiden. Het overgebleven poortgebouw dat toegang geeft tot de binnenplaats werd daar ook gebouwd.
De meeste stukken uit die tijd zijn verdwenen door de komst van de Bataafse Republiek. De zittende regenten werden door het nieuwe stadsbestuur ontslagen. Daardoor kunnen we nu alleen schatten dat er meer dan honderd jongens en meisjes waren gehuisvest.
De classicistische toegangspoort aan de Spieringstraat in Gouda is achter de Sint-Janskerk Bovenaan zijn twee weeskinderen afgebeeld met het wapen van de stad Gouda. De foto is gemaakt toen de Openbare Biliotheek er nog gevestigd was. Het complex wordt nu omgebouwd tot hotel HWHSmet appartementen.
Op het fries van 1642 boven de poort staat gebeiteld:
Ons magistraat en wijsen raet met de regenten al
haar eer en lof nimmermeer in 't stof verrotten zal
opdat se weer voor wesen teer, zoo Gouds als vreemde kinderen
hier in Ter Gouw dit schoon gebouw doen stichten zonder minderen.
Wie waren die aalmoezeniers?
Aalmoezeniers waren de bestuurders die verantwoordelijk waren voor het verstrekken van aalmoezen.
Ze werden gekozen uit de vooraanstaande en rijke burgers van de stad. Het betrof dus geen kerkelijke functie. Het aalmoezenierschap was een erefunctie. Ze vergaderden in de door de stad geconfisqueerde Jeruzalemkapel aan de Spieringstraat, De bestuurders werden niet bezoldigd en van hen werd verwacht dat ze ook zelf met eigen middelen een aanzienlijke bijdrage leverden voor de armenzorg.
Aalmoes of aalmoesgeving staat voor liefdadigheid. Het geven van geld of hulpgoederen aan armen. In de christelijke godsdienst is het geven van een aalmoes een plicht, en vooral goed als de gever dat op een onopvallende manier doet.
Als negentienjarige jongen schilderde Jan Ariens Duif in 1636 de regenten van het weeshuis. Hij schilderde zichzelf op onderstaand schilderij rechtsachter af als weesjongen naast de weesvader. Kijk ook eens naar het schilderij hieronder van de regenten die Jan Franse Verzijl acht jaar later schilderde.
Op het schilderij van Jan Franse Verzijl (1602-1647) uit 1644 van de regenten van het weeshuis liggen op de tafel de ontwerpen van het poortgebouw en de nieuwe vleugel. De schilder portretteerde zichzelf linksachter de voorzitter, zijn zwager Gerrit Jansz ‘t Hart, die op bovenstaand schilderij rechts zit.
Reactie plaatsen
Reacties
mijn vader en 3broers zijn na overlijden van ouders in 1918. geplaatst in weeshuis in gouda is er nog iets terug te vinden
in 1920 zijn 3 broers en 3 zussen door overlijden ouders in weeshuis in gouda opgenomen
de naam van de kinderen was Zandijk is hier nog wat van terug te vinden waar dan ook